Poelen

banner pdpo

Van nature komen poelen voor op plaatsen met een hoge grondwatertafel of in zones waar veel regenwater samenvloeit. Vroeger kwamen poelen frequent voor in landbouwgebied, als drinkplaats voor vee, als opvangbekken of als irrigatiebron voor het droge seizoen. Veel poelen hebben hun landbouwfunctie verloren en werden gedempt. Samen met de poelen verdween echter heel wat biodiversiteit.

 

De aanleg 

Een poel wordt bij voorkeur aangelegd in de droogste periode van het jaar (einde zomer) zodat graafmachines het terrein kunnen opkomen zonder de bodem aan te tasten.

De beste locatie is een laaggelegen deel van het terrein waar de grondwatertafel minder dan 1,5 m onder het maaiveld ligt. Bij een lagere grondwaterstand of in zeer doorlaatbare bodems kan overwogen worden de bodem van de poel af te dichten met een vochtige leem of kleilaag van 20 cm dik. Bij voorkeur een zonnige plaats, weg van schaduw van bomen en gebouwen. 

Zorg dat geen inspoeling van vervuilende of nutriëntenrijke stoffen optreedt. Een locatie met niet te veel bladinval is beter om het beheer te minimaliseren. 

Indien je kleine landschapselementen bezit, zoals een haag, heg, houtkant of bomenrij, dan is het aan te raden om de poel in de buurt te plaatsen, bijvoorbeeld op 200 tot 500 m afstand.

 

De inrichting

Een poel is best minstens 50 m² groot, idealiter 100 tot 200 m². De ideale maximale diepte is 1,5 tot 2 m. De bodem van de poel moet minstens 2 m² groot zijn. De poel mag gerust om de paar jaar droogvallen.  

Beperk het grondverzet tot maximaal 250 m³ om bijkomende administratieve lasten te vermijden. De vrijgekomen aarde wordt best in de buurt van de poel verwerkt of gebruikt worden voor de aanleg van een talud. 

De noordwestelijke oeverrand wordt het meest beschenen door de zon en wordt best zeer zacht hellend ingericht met een hellingsgraad van 15% tot 45% zodat een gradiënt in leefomstandigheden ontstaat.  Maak de oeverlijn zo groot mogelijk door te spelen met organische vormen in plaats van een gewone cirkel. Raster de oever af indien er te veel betrappeling door vee kan optreden. 

koe unsplash

Het beheer 

Hou de omgeving van 5 m rond de poel zo goed als boom- en struikvrij om overmatige bladinval te vermijden. Enkele overhangende takken kunnen echter blijven om een aantal extra soorten aan te trekken. Naaldbomen naast de poel werken verzurend en dienen vermeden te worden. 

Maai ieder jaar een deel van de oeverbegroeiing en laat telkens een deel staan. De zuidelijke zijde wordt bij voorkeur open gehouden om maximaal zonlicht toe te laten. Maai tussen 15 september en 15 oktober, na de bloei en vóór het overwinteren van sommige soorten. Voer het maaisel af om nutriëntenarme soorten een kans te geven. 

Laat de poel zelf natuurlijk ontwikkelen gedurende de eerste jaren door een nulbeheer. Na ongeveer 10 jaar zal een eerste slibruiming nodig zijn om verlanding tegen te gaan die vanaf dan - afhankelijk van de nutriënteninput - elke 5 tot 10 jaar dient herhaald te worden. Slib ruimen gebeurt best tussen 15 september en 15 oktober, wanneer de plantenmassa het grootst is, de jonge dieren uit de poel zijn en de overwintering nog niet is ingezet. Ruim niet te diep en vermijd verstoring van de oorspronkelijke minerale bodem. Bij kleine poelen kan je manueel werken, bij grotere is een kraan nodig. Laat het slib enkele weken uitlekken op ongeveer een meter van de poel zodat het actieve biologische leven zich terug naar de poel kan begeven. Voer het slib nadien af of verwerk het als bodemverbeteraar. 

 

Zelf aan de slag

Een standaard poel graven kost normaal gezien 500 tot 1000 euro. Landbouwers kunnen hiervoor extra VLIF-steun (niet-productieve investeringen) krijgen, indien de poel groter is dan 50 m². Interesse in een poel of andere maatregelen rond water of erosie? Je kan gratis contact opnemen met Karel Vercruysse (karel.vercruysse@leiedal.be), Dries Mergaert (dries.mergaert@inagro.be) of Maarten Raman (maarten.raman@boerennatuur.be) als je meer interesse hebt.

Logobanner